door kapelaan Bart Theunissen
Op 1 april 1572 veroverden de calvinistisch gezinde Watergeuzen Den Briel. Later volgden ook andere steden zoals Vlissingen (6 april), Veere (4 mei), Enkhuizen (23 mei), Oudewater (19 juni), Hoorn (20 juni), Gouda (21 juni), Alkmaar (23 juni), Dordrecht (25 juni) en Gorcum (26 juni).
Bij de inname van Gorcum begint ons verhaal. Een verhaal van gebeurtenissen die hebben geleid tot de heiligverklaring van 19 martelaren, beter bekend onder de naam „De Martelaren van Gorcum“.
Van elk van die negentien martelaren hebben we in onze H. Hartkerk een heiligenbeeld staan. Beelden van negentien heiligen en elke heilige heeft zijn eigen verhaal.
In de komende Kerkbodes wil ik in het kort van elk van
hen hun verhaal vertellen.
Vandaag beginnen we de reeks met een samenvatting van
de gebeurtenissen in 1572 te Gorcum en Den Briel.
Op 1 april in het Jaar des Heren 1572 verscheen
een flottielje van een twintigtal onbekende schepen, onder leiding van Willem
II van der Marck (genoemd Lumey), in de Maasmonding ter hoogte van het
vestingstadje Den Briel. Omdat de stad op dat moment nauwelijks werd verdedigd
door de Spanjaarden, konden de Watergeuzen de stad gemakkelijk innemen.
De Watergeuzen waren zeer antikatholiek en dat heeft Den Briel geweten: beelden in kerken werden stukgeslagen, altaren afgebroken, gewijde vaten ontheiligd en wat waarde had, werd uit de kerken geroofd. Een drietal geestelijken werd er op gruwelijke wijze mishandeld en vermoord.
Het nieuws van de inname van Den Briel en de daarmee
gepaard gaande wreedheden verspreidde zich snel. Ook in Gorcum werd hierover
bericht. De geestelijken van Gorcum beseften de ernst van de situatie en zij
begrepen, dat ook zij binnenkort misschien wel eens
de wreedheden van de Geus aan den lijve zouden ervaren.
In de ochtend van 25 juni verschenen dertien
geuzenschepen voor Gorcum. Katholieke vooraanstaanden en de geestelijken
trokken zich terug in kasteel de Blauwe Toren.
Op 26 juni capituleerde de stadsmagistraat en
marcheerden de Geuzen de stad binnen. Alleen de Blauwe Toren was nog niet
bezet. Het kasteel bleek slecht verdedigbaar. Na de valse belofte van
lijfsbehoud en vrije aftocht, gaven de troepen in het kasteel zich over.
De geestelijken werden gescheiden van de anderen en
zwaar mishandeld. Nicolaas Pieck werd opgehangen, maar het touw brak. Toen hij
op de grond lag, werd, om te kijken of hij nog leefde, een brandende kaars aan
zijn gezicht gehouden. Allen werden daar dagenlang mishandeld en bedreigd.
Het was 5 juli rond middernacht, toen de gevangen uit de cel werden gehaald om per vrachtschip en later op een mosselschuit naar Dordrecht te worden gebracht. Hier werden ze bespot o.a. door toeschouwers.
Later op de dag vertrokken ze naar Den Briel, waar ze
in de vroege ochtend van 7 juli aankwamen. Ook in Den Briel werden ze
door de toeschouwers bespot. Daarna volgde de opsluiting in de plaatselijke
gevangenis. In de gevangenis bevonden zich al twee gevangen pastoors: Andreas
Wouters van Heinenoord en Adriaan Bonders van Maasdam. Later op de dag werden
ook nog twee Norbertijnen bij hen gevoegd: Adrianus van Hilvarenbeek en Jacobus
Lacops. Het aantal gevangenen bedroeg nu 23.
Ook Willem van Oranje bemoeide zich met de kwestie
door in een schrijven te vragen, de gevangen weer vrij te laten, maar Lumey
wilde daar niets van weten en besloot eenentwintig van de drieëntwintig
gevangenen te laten ombrengen.
Op 9 juli om 1.00 uur worden de eenentwintig gevangenen, twee aan twee gebonden, weggevoerd naar het verwoeste kanunnikenklooster te Rugge, een gehucht bij Den Briel. Hier werden ze in een turfschuur opgehangen. Tussen 2.00 en 4.00 uur vond de terechtstelling plaats. Als eerste werd Nicolaas Pieck opgehangen en als laatste Jacobus Lacobs. Twee franciscanen wisten de dans te ontspringen: de novice Hendrik door te liegen over zijn leeftijd en Willem van Luik door van het katholieke geloof af te vallen.
Na de dood van de negentien martelaren werden hun
lijken door de Geuzen zwaar verminkt, waarna ze in de nacht van 9 op 10 juli op
de plaats van de terechtstelling werden begraven.
Op 24 november 1675 werden ze zaligverklaard door Paus
Clemens X en op 29 juni 1867 volgde de heiligverklaring door paus Pius IX. Op 9
juli vieren we hun feestdag.
De plaats waar deze negentien martelaren omkwamen, is
nu een bedevaartsoord geworden en wordt vooral op 9 juli goed bezocht.
Al direct na hun dood gingen er geruchten over hun
heiligheid. Zo zouden ze zijn verschenen aan een plaatsgenoot en zouden op
voorspraak van de martelaren veel mensen genezen zijn van ziekten.
Pastoor Adriaan Bonders van Maasdam die met de
negentien martelaren gevangen had gezeten, werd op 16 juli omgebracht. Pontus
de Heuterus, ook één van de gevangenen, wist vrij te komen of te ontsnappen. Verschillende
verhalen hieromtrent doen de ronde. Hij werd later pastoor in Jabbeke en heeft
over het martelaarschap van de negentien martelaren een rijmverhaal gemaakt.
Dit zijn de namen van de heilige martelaren:
Pastoor Leonardus Vechel
Kapelaan Claes Poppel
Priester Govaerd van Duynen
Pastoor Andries Wouters
Pater gardiaan Claes Pieck
o.f.m
Pater Jeroen van Weert o.f.m
Pater Dirk van der Eem o.f.m
Pater Nicasius van Heeze o.f.m.
Pater Willehad de Deen o.f.m.
Pater Govaerd van Melver o.f.m.
Pater Antoon van Weert o.f.m.
Pater Antoon van Hoornaar o.f.m.
Pater Frans Roy o.f.m.
Broeder Pieter van Assche o.f.m.
Broeder Cornelis van Wijck o.f.m.
Pater Jan van Oisterwijk o.s.a.
Pater Jan van Keulen o.p.
Pastoor Adriaan van Hilvarenbeek o.praem.
Kapelaan Jaak Lacops o.praem.
Wordt vervolgd!
Kapelaan
Bart Theunissen